Als u meerdere computers in uw huis of netwerk hebt, maakt u uw Canon-printer aan als netwerkprinter. Alle computers in het netwerk kunnen dan op één printer afdrukken. Afhankelijk van het type Canon-printer voegt u de printer toe aan zowel draadloze als bekabelde netwerken. Windows biedt gebruikers een stapsgewijze handleiding voor het toevoegen van netwerkprinters zodra ze zijn geïnstalleerd, inclusief Canon-printers.
Stap 1
Installeer de software die bij uw Canon-printer is geleverd op elke computer in uw netwerk. De software helpt uw printer indien nodig handmatig met het netwerk te verbinden en installeert de vereiste stuurprogramma's. Volg de begeleide aanwijzingen om software te installeren.
Stap 2
Zet uw Canon-printer aan en verbind deze met uw netwerk. Als de printer een bedrade of Ethernet-verbinding gebruikt, sluit u de Ethernet-kabel aan op een beschikbare poort op uw bedrade router. Als u uw computer als router gebruikt, sluit u de Ethernet-kabel aan op een beschikbare poort op uw computer. Sluit voor draadloze verbindingen de Canon-printer niet aan op uw computer, tenzij de software u dit vertelt. Gebruik indien nodig een meegeleverde USB-kabel om deze aan te sluiten.
Stap 3
Laat de software de installatie van uw Canon-printer voltooien.
Stap 4
Ga naar "Start" op een willekeurige computer in uw netwerk.
Stap 5
Kies 'Apparaten en printers'.
Stap 6
Selecteer 'Een printer toevoegen'.
Stap 7
Kies 'Een netwerk-, draadloze of Bluetooth-printer toevoegen'.
Stap 8
Kies uw Canon-printer uit de lijst met beschikbare printers.
Stap 9
Druk op "Volgende".
Stap 10
Selecteer "Stuurprogramma installeren" als daarom wordt gevraagd. Als Windows het juiste stuurprogramma niet kan vinden, plaatst u de Canon-softwareschijf. Windows gebruikt het stuurprogramma van de schijf.
Stap 11
Kies of u de printer als standaard wilt instellen en druk op "Voltooien".
Herhaal stap 4 tot en met 11 op alle computers die toegang tot de Canon-printer nodig hebben.