Hoe werkt een smartphone?

De beschikbaarheid van hard- en software bepaalt hoe smartphones werken, of zelfs bestaan. Met de komst van aanraakschermen die gebruikers een responsief oppervlak gaven, worden smartphone-interfaces intuïtiever. Bovendien zorgde de introductie van geolocatietechnologie als een geïntegreerd onderdeel van de mobiele providerdiensten ervoor dat toepassingen de gebruiker op kaarten of voor sociale netwerkdoeleinden konden lokaliseren. Het kleine en draagbare langetermijngeheugen gaf deze telefoons de mogelijkheid om foto's en andere media op te slaan. Ten slotte hebben mobiele apparaat-specifieke besturingssystemen al deze technologie samengebracht in een smartphone die foto's kan maken, op internet kan surfen en toepassingen kan uitvoeren. Deze verzameling technologie zorgt ervoor dat smartphones werken.

Aanraakschermen

Aanraakschermen bestaan ​​al sinds de tijd van PDA's, meestal gebruikt in combinatie met een stylus. Daarna ontstonden resistieve touchscreens. Deze aanraakschermen zijn gemaakt van van elkaar gescheiden lagen geleidend materiaal. Wanneer de gebruiker druk uitoefent op het oppervlak van het scherm, hetzij met een stylus of met een vinger, zouden de lagen elkaar raken en een circuit voltooien, waarbij de locatie van de aanraking wordt gedetecteerd. Capacitieve aanraakschermen gebruiken de geleidbaarheid van het aanrakende object - meestal een vinger - om aanraking te registreren. Smartphones gebruiken capacitieve aanraakschermen om aanraakinteractie comfortabel en natuurlijk te maken.

GPS en geolocatie

Smartphones bevatten ook de mogelijkheid om de gebruiker te lokaliseren via GPS-technologie. Gewoonlijk verzendt en ontvangt de smartphone, zoals elke mobiele telefoon, gegevens, inclusief GPS-coördinaten, van het mobiele netwerk. Het netwerk of applicaties van derden kunnen deze informatie vervolgens gebruiken om de locatie van de gebruiker te identificeren. Op deze manier kunnen de applicaties op de telefoon, zoals kaartapplicaties of sociale applicaties, deze informatie gebruiken om rij- of wandelroutes of attracties voor te stellen om te bezoeken.

Flash-geheugen

De uitvinding van flash-geheugen heeft het gemakkelijker gemaakt om gegevens met hoge capaciteit op kleine apparaten op te slaan. Flash-kaarten vertegenwoordigen de manier waarop deze technologie smartphones mogelijk maakt. Flash-kaarten zijn klein, dun en kunnen tussen de 1 GB en 64 GB aan gegevens bevatten. Hierdoor kunnen smartphones applicaties van het mobiele netwerk downloaden en opslaan. Het stelt smartphones ook in staat een groot aantal afbeeldingen, tekstberichten en spraakberichten op te slaan.

Besturingssystemen

Het aspect van smartphones dat alle hardware-innovaties met elkaar verbindt, is een besturingssysteem dat speciaal is gemaakt voor smartphonegebruik. Apple's iOS werkt op Apple-telefoons en -tablets en biedt een stabiel platform dat speciaal bedoeld is voor mobiel gebruik. Google's Android en Microsoft Windows Phone 8 doen hetzelfde voor niet-Apple-telefoons. Deze besturingssystemen zijn bedoeld om op kleine apparaten te draaien, gebruikmakend van aanraaktechnologie en werken voornamelijk met beperkte verwerkingsbronnen en kleinere ruimte op de harde schijf.